OP EEN ONGELIJKE STRIJD
Lief de nacht was op mijn falen na volmaakt.
Wat wil je. Zij die zo lang in mijn leven heeft gewoed
- waarmee in ’t jouwe -
zit in mijn hoofd vast gelijk het weten dat ik sterven moet.
Lief vergeef me. Zwijgend hebben jij en ik
met haar geworsteld, en verloren. Een koningsdochter
laat zij zich eer vermoorden dan terzijde zetten.
Toch zijn we ver gekomen.
Weggebeukt, uitgezweet,
afgedaan ons vorig leven zijn wij herboren op-
gestaan. Totdat ik in een onbewaakt, ademloos ogenblik
jou noemde bij haar naam.
|
|
Overige:
Een stad, een poging/ Histoire d’amour/ Koud was ze een uur jarig/ Angst.
|