Het meisje met de gouden haren

Het meisje met de gouden haren. Amsterdam - Wageningen, medio 2004

Uitgeverij Nestor

Van 2003 tot 2010 hebben beeldend kunstenaar Mirjam Janse en ik een uitgeverij gehad, Uitgeverij Nestor. We brachten mooie, handgemaakte boekjes uit in oplagen van 100 tot 250. We zijn er mee gestopt toen we niet meer aan samenwerkingsprojecten toe kwamen. De website (door Bert Spin) hebben we bewaard (Redactie: is niet meer beschikbaar). We zijn met de uitgeverij begonnen toen Mirjam eind 2002 in een galerie in De Pijp in Amsterdam twee bronzen beeldjes exposeerde en mij had gevraagd, daarbij een verhaal te schrijven. Dat werd het eerste boekje, Nestor – geen wonder. Daarop volgde het project De vliegende Hollander en daarna, medio 2004, Het meisje met de gouden haren, waarvoor Mirjam wederom het beeld leverde -naar haar levensgroot bronzen beeld in het Westerpark in Amsterdam – en ik het verhaal. Het werd een mooi boekje in zachte geeltinten, met als bladwijzer een blonde haarlok, heel speciaal. Het omslag werd handgedrukt door Niek Smaal van de Houtpers, Wageningen.

De gedachte achter onze uitgeverij en dit boekje hebben wij toen als volgt verwoord: Mirjam Janse (Amsterdam) en Laurens van der Zee (Wageningen) hebben begin 2003 Uitgeverij Nestor V.O.F. opgericht. Nestor staat voor wijsheid maar ook voor eigenwijsheid. Hij ziet, en houdt niet zijn mond. Soms menen wij iets te zien. Het dagelijks leven lijkt zo vlak als een deur maar daarachter zie je de symboliek, de archetypen, de boodschap van sprookjes en mythen: altijd weer doen ze hun invloed gelden. Dus maken wij er boeken over. Kleinschalige, ambachtelijke producten. Combinaties van beeldende kunst en literatuur. Mooi om te zien, te voelen, te lezen, te hebben, te geven… om te zien, te voelen, te lezen, te hebben, te geven…

Gold in yuour mind, gold in your feet

Het meisje met de gouden haren is een delicaat boekje in goud, geel en weefpapier. Aanleiding voor deze uitgave is de bronzen sculptuur van Mirjam ]anse Gold in your mind, gold in your feet, die sinds eind april 2004 in het Westerpark te Amsterdam staat. Een meisje leunt achterover en steunt op haar handen en voeten. Waarheen is zij een poort, waarheen een brug? Laurens van der Zee is schrijver en denkt het te weten. Verder voeren in het boekje Echte Deskundigen het woord: een wethouder, een kunsthistoricus en een coach. Oplage 300, formaat 14 x 20 cm (bxh), prijs € 12,-, excl. € 2,- verzendkosten.

Hieronder mijn verhaal met het beeld Gold in your mind, gold in your feet van Mirjam Janse, zoals dat over twee pagina’s in het boekje was afgebeeld . 

Daarna als curieuze bonus de tekst die ik eerder geschreven had, maar die het dus niet geworden is – al was ie lekker om te schrijven. Primeur!

Het meisje met de gouden haren

Laurens van der Zee. Het meisje met de gouden haren

Het meisje met de gouden haren

Er was eens een heel gewoon meisje. Zó gewoon was dat meisje, dat niemand wist dat ze bestond. Behalve haar moeder natuurlijk en nog een paar mensen. Voor het meisje – haar naam ben ik even vergeten – was dat wel makkelijk, want ze kon doen wat ze wilde zonder dat iemand er wat van zei. Het enige dat de mensen dachten was misschien wel “kijk eens wat een gewoon meisje”. Maar misschien dachten ze heel iets anders. Eerlijk gezegd is het ook niet belangrijk wat de mensen dachten want daar gaat het helemaal niet over. Mochten ze willen! Tegen die mensen die oh zo graag willen dat het eens over hén gaat maar er niets voor willen doen, geen gemakkelijke dingen maar vooral geen moeilijke dingen, wil ik nu wat zeggen als je even opzij gaat. “Beste mensen”, zou ik willen zeggen terwijl ik denk “zeg hoor eens hier verwaande kwasten”, “beste mensen dus, het is terecht dat jullie onder de indruk zijn van dit uiterst gewone meisje, maar aandacht krijgen door gewoon te zijn is voor jullie een-ge-pas-seerd-sta-tion. Want jullie zijn je onschuld kwijt, je bent al niet gewoon sinds jaren. Alleen een pasgeboren kind dat nog niet de grond heeft geraakt zoals de eerstgeboren nooit ontloken zoon van mijn vrienden, onschuldig geboren, onschuldig gestorven, én het meisje met het gouden haar zijn gewoon genoeg om heilig te zijn. Want ze weten het niet. Punt. Einde oefening. Afgelopen, uit.”. Dan moet je me tegenhouden want ik vind dit zulke heerlijke uitdrukkingen dat ik er nog wel honderd achteraan wil gooien. Dat kon je al een beetje merken aan dat gepasseerde station. “Einde oefening”, heerlijk! Kordate termen smelten op de tong der wijfelaars. Terug nu naar ons meisje.

Wat doen gewone meisjes?

Wat doen gewone meisjes? In het rond springen en bloemetjes plukken. Als oma ziek is maken ze een tekening. Voor opa ook maar toch anders, want ze weten niet écht wat opa’s behaagt. Verder houden ze niet van te enge dingen en ook niet van te leuke dingen. Moeten ze plassen, dat weten we. Nare dingen houden ze ook niet van. Maar daar kon ons meisje wel tegen. Ze stond er niet-begrijpend naar te kijken, naar een brommer die uit de bocht vloog, een hond die door zijn baas werd afgesnauwd, een nest dat door kwajongens uit een boom werd gehaald. Kwaad deerde haar niet, omdat het bij haar geen weerklank vond. Ze reageerde er niet op omdat het voor haar niet bestond. En dat nu is iets dat de mensen niet begrepen. Hoe kan je nu niet bang of boos zijn? Dus vonden ze haar koel, groetten haar niet, en spraken kwaad of erger van haar, ook waar kinderen bij waren. Zelfs dúwde iemand haar een keer toen het druk was en nota bene feest. Als er eens iets stuk ging kreeg zij de schuld. Ook kreeg ze de schuld van stukkende dingen, zoals dat bij mij in het dorp werd genoemd, die helemaal nooit heel waren geweest. Gemeen!

Op een dag ging er een heleboel stuk

Op een dag ging er een heleboel tegelijk stuk en toen werd ze in optocht naar de politie gebracht. In een mum van tijd kwam Justitie er bij. De rechter zei dat ze het nu lang genoeg hadden aangezien en stuurde haar naar de gevangenis. Zó’n gewoon meisje, zomaar tussen de boeven! Allemaal wilden ze haar van dichtbij bekijken en als het kon even voelen aan haar krullen. Voor zóveel vragende kijkers was de bewaker geen partij. Hij mompelde iets over bibliotheekaanwinsten en verdween. De celdeur stond aan… Heimelijk kwamen de boeven binnen en staken hun handen naar haar uit. Zij vluchtte in het licht. Met haar gezicht tegen de tralies trachtte het meisje zoveel mogelijk licht op te vangen. Denk niet gelijk het ergste, er werd niet tegen haar geschreeuwd. Eerder reikten roestige vingers als naar een bron op een olieplaneet. Elke dag gebeurde dit weer, want er waren bijzonder veel interessante aanwinsten bij de bibliotheek der penitentiaire instelling binnengekomen. En langzaam, langzaam, aangestraald door de zon, de sterren en een eindeloos vrij heelal, begon ze zelf een beetje licht te verspreiden. Daglicht en haar dromen laadden haar op, de ochtend- en de avondzon brachten haar goud, het heelal maakte haar zo klein dat voelen er niet meer toe deed. De eerste die het merkte was haar moeder. Die kon zich één keer per maand vrij maken van haar bestuurswerk voor een goed doel. Haar broertje was te bang om mee te gaan. Haar vader had één keer gehuild maar niemand weet waarover. In elk geval trok hij sindsdien zijn stropdas extra hard aan om op deze wijze in zekere zin symbolisch een bijdrage te leveren aan het bevorderen van een minimale discipline in deze achteruitschrijdende Samenleving (zijn woorden, inclusief de hoofdletter). Haar moeder vroeg of iemand eindelijk haar kleren had gewassen, nee? Dan is hier misschien geverfd? Nee? Dan kun je toch zien dat het lente wordt, want het is hier in elk geval lichter. Dat betekende dat er heel wat te doen was, dus moeder vertrok.

De pijn van voor mensen te licht zijn

Met het licht kwam voor het meisje de pijn. De pijn van voor de mensen te licht zijn, ongewild een baken en een spiegel te zijn.

De rij voor haar deur verdween, de bewaker hield zich schuil, het werd stil. Handen die naar haar hadden gereikt gingen nu voor de ogen. Gesprekken stokten. Er werd niemand meer boos en niemand meer blij om haar. Ze raakte alleen als een vuurtoren. Ze straalde alleen als een vuurtoren. Ze treurde alleen als een vuurtoren en werd verjaagd als een ziener, tenslotte, omdat het achter de tralies te licht werd.

De onschuldige ziel

Zo belandde ze in een park. Een hondje, onschuldige ziel, snuffelde aan haar voeten en keek haar aan. Bleef haar aankijken. Door haar tranen heen keek ze terug, ze bukte zich en streelde het dier als nooit tevoren het ene wezen het andere. Gouden droppels drupten neer, het hondje kon nog net op tijd wegkomen met een spatje goud op zijn kop en een op zijn staart, maar de voeten van het meisje kwamen letterlijk te baden in een gouden gloed.
(Hoe weten hondjes trouwens dat goud niet bij ze past? Deskundigen zouden later stellen dat het hier een ‘partieel gepatineerde’ hond betrof. Een stagiair van de huis-aan-huis-krant zag het al voor zich: ‘Het raadsel van de partieel gepatineerde hond’, maar omdat ie net koffie over het bureau van de chef had laten vallen hield hij zijn mond. Jammer! Volgend leven misschien?)

Laurens van der Zee. Het meisje met de gouden haren

De beste contacten zijn goud

Moet je opletten wat er toen gebeurde: Wel eens in een audiozaak geweest? Zo eentje waar ze van die apparaten uit Zweden verkopen die er vooral niet uit mogen zien als wat ze zijn? Waarmee ze in hun eentje zo’n beetje dit tijdsgewricht verbeelden? Wel eens naar de beste snoertjes gevraagd om geluid van A naar B te brengen? Rijke stinkers ze zien kopen? Puur goud! De beste contacten zijn de gouden contacten, vraag maar na. Naar verluidt heeft de koning van Siam zelfs volledig gouden draden dus niet alleen de pluggen, maar die vangen zoveel gedachten van hem op dat de muziek niet meer om aan te horen is – de koning zegt dat het zijn gedachten niet zijn maar die van de loodgieters die op het dak bezig zijn. Hoe dan ook, het leek alsof de aardbol hier op gewacht had, want plotseling trokken het meisje haar gouden haar en voeten haar naar de grond als een supermagneet. 

 “Poink” hoorde je, snaarstrak, en zo is ze blijven staan. Haar voeten staan in de ene helft van de wereld en haar haren in de andere. Oorverdovend druk verkeer raast door haar heen, zij is de brug tussen Oost en West. Ook tussen goed en kwaad misschien maar die pool vliegt in het rond als een overspannen windvaan. Als je je oor bij haar navel houdt hoor je alles van het leven door haar heen gaan. Moet je durven. Moet je tegen kunnen. Als je eenmaal alles hebt gehoord kun je niet meer doen of er niets aan de hand is. Luisteren naar Het Meisje Met Het Gouden Haar is namelijk kiezen voor weten.

Laatste vraag

Kijk haar aan…

Laurens van der Zee, 2004

BONUS: Het alternatieve Meisje-met-de-gouden-harenverhaal

Niet gepubliceerd (licht bewerkt)

Over het meisje met de gouden haren

“Hoe kan ik van je houden en je niet kwetsen vroeg of laat”, zei de man. De haren van het meisje met de gouden haren (m.d.g.h.) glinsterden in de zon. Ze golfden een beetje op de zachte lentewind. Ze golfden tot in de grond. Waar een regenworm er een samba mee deed, gewoon voor zich zelf. “In de eerste plaats ben je niet meer wie je was als je onder me door gaat”, antwoordde ze. “Ten derde staat gekwetst worden niet in mijn boek van dingen die ik doen kan”. Zonder in hun conversatie erg te hebben daalde een vlinder op het meisje neer. Na wat gezoek en geprobeer zette hij zich op ongeveer haar hoogste punt, daar waar de licht gebruinde of romige huid onthuld wordt door een slinks terugwijkend truitje – de heupen zijn vlakbij, wiegend, haar zachte buik is nabij, wachtend, een en al aandacht, en in het midden van dit landschap is er o zo teer een kuiltje dat op de een of andere manier juist die ronding geeft aan het geheel. Piercingloze navels zijn vlindervriendelijk. Normaal is een navel niet een meisje’s hoogste punt, lezer, maar dat weet u al. Dat geluk delen we. Dit meisje echter stond achterovergebogen in het gras, steunend op haar voeten en haar gouden haar. Ook haar voeten waren van goud, voor het evenwicht. Tegen de regen was ze van brons. Je kunt onder haar door. Dat kan maar één keer. Want daarna gaat het meisje m.d.g.h. overal met je mee.

Ze hadden haar in een park gezet waar treinen langs gaan, waar het westen de stad binnenkomt, waar huizenhoge silo’s films vertonen en andere verbeelding, waar kunst als kruid en onkruid bloeit tussen de klinkers waar jarenlang grauw werkvolk ging om vuur te maken voor de halve stad. Die woonden in benauwde huizen over het water, armer en armer, grauwer en grauwer, alsof het hún energie was die ze weggaven aan de overkant. De wijk stond stil, de wijk zakte in, maar de krakers hebben hem weer opgekrikt en op deze wortels is een stad gesticht van talen en talenten. Er kwamen dichters te hangen aan de kade. De muziek die nooit was weggeweest kwam terug evenals al het andere dat ondergronds was uitgezwermd. Ook over de weg, ook door het water en omhoog in de stenen van het oude nutsbedrijf. Zelfs de trein lijkt nu te lachen als hij langskomt.

Geen wonder dat kinderen iets weten bij dit beeld. Met hun step in de hand staan ze te kijken. Als er een bal onder haar door rolt ga je die niet zomaar even halen langs de kortste weg. Moeders kijken vaker dan nodig haar kant op, even.

De man was een schrijver. Hij floot in een band, knutselde aan auto’s en verdiende op een kantoor het brood dat hij weer uitscheet. En, o ja, hij had ook iets met indianen. Hij deed, kortom, heel erg zijn best om niet een schrijver te zijn.

Maar hij was het wel

“Doe Het Nu”, zei het meisje, het meisje m.d.g.g., “ik laat je niet in de steek. Ik ben Jezus niet”. 
Hij liep weg. 

Over kwetsbaarheid.
Kwetsbaar ben je zolang er niets is gebeurd.

Meer weet ik even niet.

Over tuinkabouters I
Van die man die in Polen een vrouw ging halen en tegelijk een gros tuinkabouters mee terug nam. Hij woonde in het middelste huis van een rijtje van drie. Brabants dorpje, doorgaande weg. Overal tuinkabouters. Voortuin vol, gevel vol. Bloeiende handel in tuinkabouters.

Ging die vrouw hokken met de buurman. En die begon ook zo’n handel. Met het gevolg dat nu twee van de drie huizen in dat rijtje aan die straat in dat Brabantse dorpje een en al tuinkabouter zijn. Waar gebeurd.

Over tuinkabouters II
Iemand z’n zus ging in een Vinexlocatie wonen en van haar heeft hij dit verhaal. Nieuwe huizen, nieuwe tuinen Je weet wel, iedereen druk met ontginnen en inrichten. Zette ze er een tuinkabouter in, zo een met een hengeltje. Kwam de hele buurt in opstand omdat ze bang waren dat hun huizen in waarde zouden dalen. Waar gebeurd.

Ach wat is een voordeur wat is een zijdeur. Het gaat er om dat je binnenkomt. Voor menigeen is het stortputje de Koninklijke Weg.

Als je dan binnenbent zul je zien hoe stil het eerst is. Dat komt doordat je alleen zoekt in Word. Dat zijn we zo gewend. Maar je moet in Alle Bestanden zoeken. En wat je dan ziet…

“Ik laat je niet in de steek”, riep ze, “ik ben je…, je…, jeweetwel niet!”
Even dacht hij dat ze Jezus bedoelde. Maar die liet niemand in de steek, die was juist in de steek gelaten. Door ons nog wel.
Hij vroeg haar wie ze op het oog had gehad maar ze zei dat ze het niet meer wist. Ik denk dat ze even een zwak moment had.

Marsmannetjes horen de bastuba niet

Marsmannetjes kunnen geen bastuba’s horen omdat er op Mars geen bastuba’s zijn. Zo’n zwaar geluid kan hun geest niet bedenken en daarom bestaat het niet voor ze.
Zonder bastuba dan maar, hoe zonde dat ook is want hij hoort er helemaal bij, hoorden de marsmannetjes in hun onzichtbare ruimteschip boven een park waarvan ze niet wisten dat dat het Westerpark was ten tijde van iets waarvan ze niet eens wisten dat het Carnaval was, het volgende feestlied:

Er was er eens een meisje en haar haar dat was van goud
En ze had ook gouden voeten maar toch had ze het nooit koud
En ze stond daar in het park als een hoepeltje zo krom
Want ze hadden haar gebogen dat ze nooit meer opstaan kon.

Het Westerpark (dit zei die marsmannetjes dus niets maar het was wel wat ze hoorden)
het Westerpark (dus) dat is zo tof het Westerpark dat is zo fijn
het Westerpark dat is het park waar ik voorgoed wil zijn
het park dat is een gouwe plek voor jong maar ook voor oud
dus daarom is het dat ik van het Westerparrek houd!

En nog een keer het refrein, schreven ze op.

Toen gingen de marsmannetjes weer naar huis. Ze rapporteerden wel, maar de commandant kon er geen chocola van maken en gooide het in de prullenbak.

Wat is een voordeur, wat is een zijdeur. Het gaar er om dat je binnenkomt. 

Zo heb ik mij te vondeling gegeven, ik, geschenk. Goud aan mijn voeten, goud aan mijn hoofd: potten zo groot als de aarde. Graven ernaar gaat niet in de grond.
Laat wind en vogelzang mijn strijkstok zijn. Ik zal klinken met de bladeren, ver geroep van kinderen, een brommertje dat optrekt, de trein.
Uit het ei een eendenkuiken, uit het nest een rattenjong. Hoe lang? Hoe lang?
Elk moment telt.

Voor ik mij gaf aan dit goud was ik bang. Wat doet het er toe, hoopte ik. Als ik niet hier was kon niemand zich bezeren. Moet ik hier zijn?

Maar alles laten hoe het is, was de grootste pijn.

Laurens van der Zee, 2004