INSTALLATIES EN PROJECTEN

Laurens van der Zee

 

terug naar DICHTER

INSTALLATIES EN PROJECTEN

Diverse columns,speeches en teksten

De Opblaaspop

One night only

Nestor - geen wonder

De Vliegende Hollander

Het meisje met de gouden haren

De Kat-Cacteeënyclus

Stegen

Licht in mijn oren

Anagrammenboek

Theekoepeltje Dichtersdomicilie

Gedichtenmarathon

De Dionysische Boom

De Zee als Dichter

Dít gaan we doen!

Straatmuzikant

Muziekontbijt

Min Tien Beaufort

Degelperspoëzie

Een Kerstverhaal

Vitrine "Van kop tot teen"

Linnaeus Geluidslandschap

Linnaeus Tekstbanieren

Rouwadvertenties Holland2050

Tambal Ban

Neem die kans, geef die kans!

Ontmoeten in Beeld

"Context" Fotowedstrijd

Vertaalproject "De wereld rond gedicht"

Rouwadvertenties "Begraven in Wageningen"

Taal in Zicht

Food for You

Het benzinestation, de komma in de reis

By the Way

Volksfront Allen Arm

Taaloefening

Speculaetie Staete

In vrijheid gesproken

Beelden van Gelderland

Molenmarkt

Verhalende rivier

De Tafel van W

Tel Sul

Wereldrecord kleinste schroefje

Teksten bij Araun Gordijn

Ons Huis

Apparaten vet en mager

Tussenhuidse teksten

Van mijn oude bank...

Morghe Sahar

Ministerie van in onbruik geraakte zaken

 

DIVERSE COLUMNS, SPEECHES EN TEKSTEN diverse jaren

Hieronder diverse teksten die niet als project in de menulijst staan. De ondergrens van 2003 houd ik hierbij niet aan. Deze verzameling wordt m.i.v. 2012 aangelegd en aangevuld.

Mijn columns met ingang van maart 2009 (Een paar vleugelslagen en verder) op de website cultuurinwageningen.nl staan hier.

De drie gesproken columns die ik in 2010 heb gebracht in het Cultureel Café staan hier.

1988 SPEECH BIJ DE OPENING VAN DE GROEPSTENTOONSTELLING VAN KUNSTENAARSVERENIGING HET OOG, MET HET THEMA DIMENSIES, IN DE FABRIEK TE ZAANDAM OP ZATERDAG 7 MEI 1988

Laurens van der Zee, Amsterdam

OOGLEDEN,
Het woord dimensie heeft iets ongunstigs, alsof het iets hinderlijks is. Het lijkt een beetje op dat mens van de buren. Heel wat vriendelijker en dichterbij klinkt ditmensie, of dezemensie. Voorlopig zullen we het echter met dimensie moeten doen, want gewoonte is nu eenmaal sterker dan gevoel. Dimensies dus. Iedereen weet wat een dimensie is: Dat is een afmeting. Toen Gerrit de Vries mij een paar dagen terug om middernacht aanwees als vrijwilliger voor deze opening, souffleerde hij nog snel even de laatste stand van zaken op dit gebied: Eén dimensie is een punt. Twee dat is een plat vlak met lengte en breedte, en drie dimensies dat is iets met een inhoud, ofwel lengte, breedte en hoogte. Dan had je ook nog een vierde dimensie, iets met tijd of zo dacht Gerrit, en dan schenen er ook nog een vijfde en een zesde dimensie te zijn uitgevonden door mensen die ergens heel ver in zijn, waarschijnlijk in de wiskunde, maar daar was verder niets over bekend. Onmiddellijk heb ik toen de Van Dale geraadpleegd en daar stond dat het een palingsoort was. Dat komt, doordat ik hem inderhaast bij de K van Konger had opengeslagen. De volgende dag heb ik het in de popgroep gegooid, dat zijn mensen met wie ik elke week een avondje herrie maak, afgewisseld met gesprekken over het leven in het algemeen en de liefde in het bijzonder. Daar wist men te vertellen dat de vierde dimensie muziek was. En inderdaad, 't is eigenaardig hoe je met een knop op het galmapparaat ruimte in de muziek kunt draaien, en met een andere knop de tijd kunt manipuleren en snelle en trage echo's kunt verkrijgen. Maar als je de stekker eruit trekt is het weg, en dat lijkt me nogal een zwakke basis voor een dimensie.
Mijn eigen ervaringen in de wiskunde zijn traumatisch. Mijn eerste leraar was een gepensioneerde kapitein van een oorlogsschip, maar ik geloof dat er voor hem weinig verschil was. A + A was 2 A en A x A was A² - als je dat snapte had je aanleg voor wiskunde en anders moest je maar talen gaan doen. Onnodig te zeggen dat deze laatste soort leerlingen een mindere soort was. Ongeveer tien jaar te laat heb ik gehoord dat die kwestie met die A's op afspraken berust en niet op een innerlijke noodzakelijkheid. Het is tegenwoordig voor mij een troost dat niemand nog iets van deze wereld snapt hoewel sommige mensen het wel knap
weten te verbergen. Voor kinderen en dommen bestaan er gelukkig vandaag de dag hele aardige boekjes. In een daarvan, "Hogere wiskunde voor de kleine man", dat ik natuurlijk heb laten inpakken omdat het "voor mijn neefje" was, vond ik onder Vierde Dimensie het volgende: "Een vierdimensionaal lichaam staat tot een gewoon lichaam van drie dimensies als dit staat tot een vlak van twee dimensies". Ik vind dit een duizelingwekkende uitspraak: "Een vierdimensionaal lichaam staat tot een gewoon lichaam van drie dimensies als dit staat tot een vlak van twee dimensies".
Wat kan er nou in Godsnaam nog meer aan een ding zijn dan een lengte, een breedte en een hoogte! Hoe kan iemand nu ooit op de gedachte zijn gekomen dat er nóg een dimensie is, en nog wel een onzichtbare?
Bijna dacht ik, dat ik in mijn hoofd geen gereedschap had om dit probleem mee aan te vatten. Het leek mij eerlijk gezegd iets van gene zijde, een zijde waarvan ik in mijn aardse onvolkomenheid geen verstand heb. Daarom ging ik maar eens te rade bij Diplomiert Ingenieur Maurice Henry uit Saarbrücken, die in 1960 over gene zijde een boekje heeft geschreven onder de titel Der wissenschaftliche Beweis unseres Weiterlebens nach dem Tode .
Daarin zegt hij, als je de sch's en andere overdreven klanken een beetje afzwakt: "Het centrale idee in ons handelen is: Hoe verdien ik snel veel geld. En de Eros in alle nuances is onze belangrijkste drijfveer. Dit is niet fundamenteel verkeerd, het is ons dagelijks leven. Maar de veredeling ontbreekt, want ons handelen mist het stempel van het weten van de onsterfelijke waarden. Wie overtuigd is van een leven na de dood gaat anders denken en anders handelen. Hij beziet zijn medemens anders, zijn hele wezen verandert en hij ziet in alles harmonie". En toen vielen opeens allerlei dingen op hun plaats, stukjes conversatie, stukjes tekst, krantenknipsels en andere fragmenten die ik altijd al verzamelde en bewaarde in een map "Nog doen-algemeen", omdat ik het gevoel had dat ze iets betekenden of ergens naar toe verwezen waar ik nog geen naam voor had. De vierde dimensie, dat zag ik nu, dat was de dimensie van de betekenis!
Wat is een punt?
Wat is een vlak?
Wat is een ding met een lengte, een breedte en een hoogte?
Een ding met alleen maar een lengte, een breedte en een hoogte bestaat niet. Impliciet en onvermijdelijk in onze waarneming is de zingeving, de dimensie van de betekenis, ook wanneer wij iets waardeloos of onbekend noemen. Zoals wij twee punten niet kunnen beschouwen zonder in ons hoofd een relatie te construeren, net zo min kan een twee- of driedimensionale verschijning voor ons een betekenisloos iets zijn. Maar wat een vreemde dimensie is deze dimensie van de betekenis! Hij kan veranderen met de seconde, en hij is misschien wel voor niemand gelijk!
Iemand die bijna dood is geweest ziet de dingen in een ander licht, dat is bekend. Hij ziet alles opnieuw.
"Hé, Pa, daar staat er een te janken bij de perenboom!"
"Laat maar, kind, dat is iemand die tijdelijk overweldigd is door de schoonheid van de natuur en de vergankelijkheid van het leven, je weet wel, zoals Hektor tegen Achilles zei onder de muren van Troje voordat ze gingen vechten, "als bladeren aan de boom zo is het geslacht der mensen", zoek maar op in je Homerus".
"Ja maar, Pa, waarom moet jij dan soms niet huilen?"
"Nou eh, tja, ik hou persoonlijk niet zo van peertjes jongen".
En zo is er psalm 139, waarin je kan lezen hoe alles op de wereld zijn juiste plaats heeft voor wie in God gelooft:
Here gij doorgrondt en kent mij, Gij kent mijn zitten en mijn opstaan. Steeg ik ten hemel, Gij zijt daar, of maakte ik het dodenrijk tot mijn sponde - Gij zijt er. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, in Uw boek waren zij alle opgeschreven, de dagen die geformeerd zouden worden, toen geen daarvan nog bestond.
En luister ook naar die vader ergens in Afrika, wiens zoontje door een val uit zijn bedje een hersenbeschadiging heeft opgelopen. Het kind, Ashu, is nu zeven, het wordt omringd door de liefde van de hele familie. In een film over dit gezin zegt de vader:
I consider Ashu to be my treasure. Fate brought him to our lives, and it has been a turning point that changed my whole personality. I was a hard and passionless man- today I am full of emotions.
We do everything together, as a family. We go whereever Ashu can go with us. If he cannot go, we don't go
.
Voor de slaaf is het leven na de dood een troost. Marx met zijn Verelendungstheorie, van dat alles eerst in de soep moet lopen voordat de arbeiders de baas zullen worden, bood aan de onderdrukten een perspectief en een zingeving voor hun ellende.
Ook Snoopy, het hondje van de Peanuts, ziet een dergelijk perspectief, en het geeft hem een excuus om lekker verder te luieren. Hij ligt op zijn rug op het dak van zijn hok, zijn armpjes bungelen langszij, hij hoort waarschijnlijk hoe de mensen in de keuken zich uitsloven voor het eten voor henzelf en voor hem, en hij zegt in zichzelf: "0ne of these days, we are liable to take over. In the meantime, I'd better take some rest".
Maar je weet dat het omgekeerde ook voorkomt. Wie niets meer in het leven ziet kan niet geloven hoe enig ander nog iets van vreugde of inspiratie waar dan ook uit kan putten. Wat maalt de zelfmoordenaar om een Rembrandt? Nodig een pessimist uit voor een opening in De Fabriek en hij of zij zal niet komen.
"Waarom gaan de vogels door met zingen?", zingt het meisje met het gebroken hart. "Niemand weet het, maar dit is het einde van de wereld, want jij houdt niet meer van mij".
Dat zou je moeten horen, de stelligheid waarmee ze dit zingt, haar wereld stuk dus de hele wereld stuk, een stel romantische zestiger jaren violen op de achtergrond...
In 1554 tekende Pieter Breughel de Oude in Italië een reusachtig berglandschap met daarin heel nietig een mannetje dat zit te tekenen. In dit "Alpenlandschap met tekenende kunstenaar" brengt hij de dimensie van het bewustzijn aan. In 1960 maakte André Kertész in New York een foto van een bouwval waar een duif doorheen vliegt. Hij vertelt later, dat hij dertig jaar op deze situatie heeft moeten wachten (UNESCO COURIER april 1988).
Een kennis van mij, die vormgeefster van beroep is, werd eens als door de bliksem getroffen door het besef, dat alles om haar heen ooit ook bedacht en vormgegeven moet zijn. Ze riep uit "Alles is gemaakt!"
Zelf heb ik zeker 20 jaar na mijn laatste biologieles opeens gevoeld hoe alle levende wezens dezelfde lucht ademen, toen een poes op mijn schoot twee fijne kegeltjes lucht uitademde tegen mijn wang. Opeens realiseerde ik me dat die poes en ik met onze longen in open verbinding met elkaar staan!
Maar moet je daar nu steeds bij stil staan? Moet je nu steeds kijken alsof het de laatste dag van je leven is? Of, alsof het de eerste dag van je leven is? Iemand (dr. Edward J. Meade, Ford Foundation) heeft eens gezegd De mensen krijgen leesles en ze lezen, rekenles en ze rekenen, maar kijkles hebben ze nooit gehad en toch kijken ze. Zouden ze misschien nog veel beter kunnen leren kijken?
Lucebert spreekt van een dodelijke droogte in ons hoofd die moet worden omgeploegd. In l917 heeft iemand met moed op een tentoonstelling in New York een pissoir tot fontein verklaard, waardoor, om in Lucebert’s woorden verder te gaan, inderdaad inzicht is gaan bloeien als een bloem aan een distel.
Jongleren met de dimensie van de betekenis, hem onderzoeken, er mee experimenteren, is een belangrijk maar riskant karwei, het wordt je lang niet altijd in dank afgenomen. Wie een kunstwerk maakt, duwt het af in de vaart van de tijd, blootgesteld aan andermans inzichten en zintuigen. Het is goed, als je je dan vergezeld weet door anderen, ook al gaat ieder zijn eigen weg.
Deze expositie van werk van leden van Het Oog is een tussenstand van een onderzoek dat nooit ophoudt.
Punten, vlakken en lichamen staan klaar om onze bewuste en onbewuste betekenissen op de proef te stellen en te inspireren.
Met de wens, dat dit een vruchtbaar proces mag zijn, verklaar ik nu deze tentoonstelling voor geopend.

.

2003 THE MAKING OF “LOS ANGELES AUTO WRECKINGHet visioen van Araun Gordijn

Laurens van der Zee, Wageningen 2003

Het was op een oldtimerbeurs midden jaren ’90. Half in het gangpad zat de langste man van de beurs aan het kleinste tafeltje. Hij had maar één product: een stapeltje boeken. Daar loop je dus voorbij. Maar twee meter verder riepen mijn hersenen mij terug. Ze hadden iets bijzonders gezien. Duurde even voor de boodschap door kwam, kan gebeuren. “City Limits U.S.A”, stond er, “schilderijen Araun Gordijn”. Op de omslag een voorbeeld van zijn werk. Vanuit een auto, half door een zonnebril, zag je een Amerikaanse snackbar met een gigantische donut op z’n dak. Stak als een ster tegen de felblauwe hemel af. Het was doodstil. Je hield je adem in, in die wagen. Elk moment kon er een UFO uit de lucht vallen. Zo ook op “Mary Avenue met Pontiac uit 1977”, “Texaco station met Chevrolet pick-up, Ft. Worth Texas” en “Jolina Twins in Phoenix, Arizona”, om maar een greep te doen. Ook “Bank of Louisville” heeft dat vreemde. De lucht valt weg tegen het donkere marmer en de zuilen van dit pompeuze bankgebouw. Natuurlijk een oude Amerikaan voor de deur. En stilte, vreemde stilte. In die bank worden zaken gedaan die de wereld veranderen. En of dat ten goede is, is maar zeer de vraag...
We raakten in gesprek, daar in dat gangpad, en zijn het nog. Araun Gordijn (1947) leerde voor beeldhouwer aan de Amsterdamse Gerrit Rietveld Academie. Met een reisbeurs bezocht hij in 1976 voor het eerst Amerika. Als een tijdmachine heeft hij daar het beeld opgezogen van de steden, de garages, sloperijen, benzinestations, vliegvelden en landschappen uit de jaren ‘70 en enkele decennia ervoor. Er werd in die tijd immers zelden iets gesloopt: de tijd stond stil. Heel anders dan in Nederland, waar hij nu de grootste moeite heeft om exemplaren, of zelfs maar afbeeldingen, te vinden van oude pompstations waarover hij schilderijen in boekvorm wil publiceren. Dat hij een tijdje oude Amerikanen restaureerde en verhandelde heeft er toe bijgedragen dat hij letterlijk de “ins and outs”van die wagens kent; een soort van tweede anatomische les dus, na de kennismaking met spieren en botten op de kunstacademie.
Uiteindelijk werden schilderijen in olieverf en waterverf, en niet driedimensionale beelden het medium waarin Gordijn het liefst zijn visioenen neerzet. Met succes, want zijn werk hangt in galerieën en bedrijfscollecties in Nederland en de VS, en bij vele particulieren. En nu ook bij mij. Je ziet zó dat ie van mij is, die mooie groen-zwarte Dodge pick-up voor die morsige sloperij “Los Angeles Auto Wrecking”. Als je twijfelt hoef je maar uit het raam te kijken en zie je hem – wel met minder sexy bandjes - in de carport, dat trouwe werkpaard dat ik in 1996 uit Kansas USA importeerde en met vrienden na een body-off restauratie een tweede leven gaf. Bijna dagelijks doet ie klusjes voor ons, klusjes die er zijn en klusjes die we verzinnen. Maar voor die sloperij moet je toch echt naar het Amerika van de jaren ’70. Typisch Gordijn dus, typisch de kunstenaar die, zoals ze wel eens van de dichter zeggen, “de waarheid liegt”. Hij belde me zodra hij van de Dodge had gehoord: “Zeg Laurens, die pick-up hè? Ik heb een beeld voor me, van een achtergrond in Amerika, en daar moet die Dodge gewoon bij! Mag dat?” En zo is ’t gekomen dat Araun naar Wageningen kwam en dat we samen in de Dodge reden naar een stel graansilo’s en andere gebouwen aan de haven, en dat hij de truck daarvoor fotografeerde vanuit elke hoek. Daarna werd het stil. Toen: een geheimzinnig kaartje: “De Dodge staat op straat in Los Angeles en is bijna af”. Ik had geen idee wat hij bedoelde.Op een avond ben ik naar Gouda gereden toen Araun het nieuwe schilderij presenteerde op een Open Ateliers-ronde in zijn wijk. Er hing een zeker prijskaartje aan. Een kaartje behorend bij Kringen (let op de hoofdletter) waarin ik niet thuis ben. De nachten daarna sliep ik slecht. De gedachte dat een ander mijn Dodge aan zijn muur zou hangen was onverdraaglijk. Er is maar één ouwe trouwe schoonheid van een Dodge pick-up uit 1942 in Nederland en die staat bij mij. En er is maar één originele Gordijn met mijn pick-up pontificaal erop en die hoort daar naast te hangen. Dus heb ik mijn spaarpot omgekeerd, alle plannen om het door de aankoop van een superlaptop helemaal te gaan maken in schrijversland laten varen, en het schilderij gekocht. Goeie psycholoog, die Gordijn!

Wilt u óók een schilderij kopen voor een ander het doet? Uw auto, benzinepomp of fabriek terugzien op die vreemde planeet die Amerika heet? Of gewoon maar genieten van die ouwe Amerikanen en ’n enkele Messerschmitt? Ga dan naar www.araungordijn.nl of koop een van zijn drie boeken: “City Limits U.S.A. “(1993), “Still America”(1998) en “Drive the Sidewalk U.S.A.”(z.j.). En vooral: Kom dit voorjaar naar zijn de solo-expositie in Museum De Casteelse Poort in Wageningen. De opening is op zondagmiddag 27 april om 14.00 uur, door Laurens van der Zee m.m.v. bluestrio “Working on the railroad”. Het werk is te zien t/m zondag 15 juni 2003.


2003 Toespraak bij de opening van de expositie Auto’s langs de Blue Highways van Amerika van Araun Gordijn in Galerie Het Koetshuis van Museum De Casteelse Poort te Wageningen, op zondag 27 april 2003.

Laurens van der Zee

Marianne Zwaanswijk, bedankt voor je welkomstwoord en vooral voor het feit dat je onmiddellijk openstond voor een expositie van Araun’s schilderijen in deze galerie. De mensen van Galerie Het Koetshuis en Museum De Casteelse Poort dank ik hierbij voor hun gastvrijheid en medewerking.

Ik ben Laurens van der Zee. Ik ken Araun Gordijn nu ongeveer 10 jaar. Hoe dat zo gekomen is kunt u lezen in mijn hier aanwezige verhaal over de aquarel “Los Angeles Auto Wrecking”. Die hangt hier aan de muur en mijn Dodge pick-up, die daar centraal op staat, staat nu bij de deur van het Museum.

Allereerst moet ik helaas melden dat Jaap van de Pol uit Herveld, de eigenaar van de Jeep die hier op het nieuwe schilderij “Bernhard’s Willy’s in de USA” is afgebeeld, en chauffeur van Prins Bernhard elk jaar op 5 mei in Wageningen, ziek is. Gelukkig heeft hij Bernhard Florissen uit Opheusden bereid gevonden de Jeep hier naar toe te rijden. Die staat nu ook bij de deur. We hopen dat Jaap snel opknapt en in staat is op Bevrijdingsdag Prins Bernhard weer rond te rijden.

Welkom de hier aanwezige kunstenaars, kunstliefhebbers en autoliefhebbers, onder wie leden en bestuursleden van pick-up club De Pook, de Veenendaalse Oldtimer Club en Het Dodge Fonds, de trouwe fanclub van mijn eigen Dodge-project. De Pook heeft speciaal voor deze gelegenheid een rit over de Veluwe georganiseerd. De prachtige pick-ups staan nu opgesteld op het plein voor het Museum.
Welkom de liefhebbers van militaire oldtimers. Mede dankzij Jaap van de Pol is er veel publiciteit in deze kringen geweest, met onder meer artikelen in de bladen Wheels en Keep Them Rolling Magazine.

Waarom zijn we hier bij elkaar?
“Waartoe zijn wij op aarde?” leerden de Katholieken als kind. Laatst heb ik een boekje van de Oostenrijkse filosoof en onderzoeker Karl König (1902-1966) gelezen met de titel “Waarom ben ik mijn broertje niet?” Het stelt aan de orde waarom, door welk Karma, nu juist die ene ziel in dat ene kind met die en die positie in het gezin terecht komt en wat dat voor consequenties heeft voor ons doen en laten. Maar als we dat voor alle aanwezigen moeten gaan uitzoeken en beschrijven staan we hier over een jaar nog! Laten we het dus maar eenvoudig houden.

Waarom zijn we hier nu écht bij elkaar?
Deze dag is het feestelijke begin van de ontmoeting tussen Araun Gordijn en de mensen in Wageningen en wijde omgeving. Araun heeft ons iets te geven: een droombeeld van Amerika. Dat is voor ieder van ons anders. Zet een kind voor een poppenhuis en het droomt weg. Je weet niet waarheen. Wie straks de schilderijen ziet en de rust ervoor kan vinden temidden van de drukte, betreedt zijn eigen droomwereld. Het werk nodigt daartoe uit, er zit een stilte in, een ruimte die eigenlijk een enorme gastvrijheid betekent. Geen mensen erop die je invulling in de weg staan. En vooral is het niet zó echt, zoals in het fotorealisme, dat alle denken al voor je gedaan is.

En nog iets: hoe typisch Amerikaans de beelden ook zijn, ze zijn toch gecreërd door de kunstenaar zelf. Hij schuift met posities en situaties, met tijd en plaats. Soms met een verborgen verwijzing naar een kunstwerk van iemand anders. Hij bedenkt een mooie, een uiterste, een volledig kloppende situatie, iets wat in de sociologie “de utopie van het ideaaltype” wordt genoemd – ideaal in die zin dat alle ingrediënten in de juiste, de meest geëigende verhouding aanwezig zijn, of het nu een mooie of een lelijke, een positieve of een negatieve situatie is, of het nu over de maffia gaat of over een stelletje monnikken. Araun Gordijn staat dus gewoon een beetje te dromen!
Daar kunnen wij, autoliefhebbers en kunstenaars, van meepraten.
“Zen and the art of motorcycle maintenance” was en is een bijzonder boek uit de hippietijd van de vorige eeuw. Als je met aandacht en met liefde sleutelt, aldus Pirsig, ben je eigenlijk aan het mediteren. Zie je wel!
Een andere filosoof, Tolle, schreef laatst:: “Besteed al je aandacht aan het doen zelf. Het resultaat komt dan vanzelf. Dit is een spirituele oefening met een heel sterke uitwerking. [...] Het wordt wel De weg van de Toegewijde Actie genoemd”.
Dus als ze weer eens tegen je aan gaan zeuren van is die auto nou nog niet klaar (ik heb het zelf ook moeten aanhoren!) of tsjonge wat duurt dat beeldje toch lang, dan zeg je maar dat je een monnik ook niet vraagt wanneer ’t nou met bidden gedaan is...

Maar waarom fascineren mooie auto’s en vooral Amerikaanse auto’s ons zo? Het barst van de songs over auto’s. De vroegere tophit van de Pointer Sisters, “Fire”, geeft wel heel onverbloemd aan waar een auto voor kan staan. Maar het gaat hier met name over Amerikaanse auto’s, en Amerika staat nog voor iets anders: Amerika staat voor het Land der Beloften, en de auto’s waar we het hier over hebben, de Cadillacs, Pontiacs, Oldsmobiles, Fords en Chevrolets stammen uit de tijd, jaren ’50, ’60 en ’70, toen het niet óp kon in Amerika. Filmsterren, luxe (tussen haakjes, om terug te komen op dat idaal type: Marilyn Monroe die het doet met president John F. Kennedy, dát is nog eens een ideaaltype en het is nog waar gebeurd ook. En een superideaaltype zou het wel zijn als ze het dan ook nog in een Cadillac hadden gedaan!). Luxe dus, en vooruitgang, rijkdom, succes. Als je zó’n auto hebt, dan heb je succes. Sterker nog, je bént het succes. Hebben is zijn in onze wereld, die vergeten is wat die oude leermeesters ons al eeuwen aan het verstand proberen te brengen: Dat juist Zijn eigenlijk alles hebben is. Dat vergeten we maar liever, en ook dat al die rijkdom en luxe ergens vandaan moest komen en dat al die wegen in Amerika en elders over iemand anders zijn grond zijn gelegd – kijk maar eens in zo’n vrolijke atlas van de pepermuntfabrikant Faam waarin je de plaatjes ziet van alle inheemse volken die in de weg hebben gestaan...

We hebben deze auto’s leren kennen toen we kinderen en jongeren waren en sindsdien maken ze deel uit van ons oerbeeld, ons archetype van schoonheid, van kracht en van belofte. Met het koesteren van deze auto’s, hetzij door ze te schilderen, hetzij door ze bezitten, te restaureren, te rijden of te bewonderen, koesteren we in feite de belofte die wij zijn. En ook onze energie, want dat is waar auto’s voor staan in onze dromen. Niet voor niets zie je vaak een overeenkomst tussen het geboortejaar van de klassieke auto en zijn baas. Eeuwig leven – minder doen we niet! Of zijn we een stelletje angsthazen, bezig de Dood te bezweren?

Tot slot nog een woord voor de Veteranen.
De Amerikanen hebben ons bevrijd, ze kwamen de benarde bevolking ontzetten en niemand die er bij is geweest, en zeker niet een jochie van zo’n 8 tot 28 jaar, zal zijn emotie vergeten bij het zien, horen en ruiken van die vliegtuigen, Jeeps, GMC-, Chevrolet- en Dodgetrucks waarmee de Bevrijding binnenkwam. Dat wil je vasthouden! Je koopt en rijdt en verzorgt een Jeep of een Beep, je leest je bladen, gaat naar je clubs, je koestert je herinnering maar eigenlijk is het je belofte; je koestert je belofte, je energie en je bevrijding. Hebben is zijn, zoals gezegd, dus met je werken aan de wagens van de bevrijders ben je eigenlijk aan het werk aan je éigen bevrijding...

Zo, nu laat ik u los.
Ik verklaar hiermee de tentoonstelling voor geopend en wens Araun Gordijn een enorm succes toe hier in Wageningen. Tijd voor een drankje – het wordt ons aangeboden door De Casteelse Poort.

[Bij het begin van de muziek de band genoemd: Het bluestrio “Working on the railroad for a dollar a day” met Simon Vink (mondharmonica en zang), Jitze Kopinga (gitaar en zang) en Laurens van der Zee (bas).]

2003 HOE VERTEL IK HET MIJN AUTO’S
Toespraak bij de begrafenis van Willem Beker, door Laurens van der Zee in Bennekom, 4 juli 2003

Onder protest breng ik zo dadelijk Willem weg, in de laadbak van mijn Dodge pick-up waaraan hij zoveel mooi werk heeft verricht, en waaraan hij zelf ook zoveel plezier heeft beleefd. Gisteren heb ik die auto en mijn oude Volvo, die hij ook heeft gered, gewassen voor de optocht van vandaag. ”Dat ik dit voor jou moet doen Willem”, riep ik, “dat ik dit voor jou moet doen!”.
Want Willem Beker Moet Er Altijd Zijn. Hij was er ook altijd en hij stond ook altijd klaar om mij te helpen.
Tussen die begaafde, excentrieke en tegelijk zo volkse jongen en mij, ook wel apart maar meer een schrijf- en muziektype met als hobby techniek, heeft zich een vriendschap ontwikkeld. We konden in grote vrede samen sleutelen en met géén andere man heb ik zó kunnen keutelen, rustig koffiedrinken, kletsen – hij ook graag over zijn “tutjehola” Janneke - en zomaar genieten van oude auto’s en motoren. Mijn rol was wél die van aangever, letterlijk van gereedschap want dat raakte hij altijd kwijt, evenals pijp, sleutels of aansteker, wat hem een flinke vloek ontlokte, steeds weer. Maar ik was ook zijn aangever in verbale zin, want we vonden het allebei een mooie rolverdeling dat ik de niet-begrijpende Watson uithing en hij de Sherlock. Dat ik vóór zijn komst al tien jaar een Volvo Amazon rijdend had gehouden zal hij wel toeval hebben gevonden.

Willem is pas in ongeveer 1996 in het leven van Anneke en mij gekomen, niets dus vergeleken bij zijn makkers van die legendarische studentenflat Asserpark 8b in Wageningen, waar naar verluidt de vloer droop van de motorolie en het bier: Die kennen elkaar nog uit de zeventiger jaren! Daar had je er, die om half twee ’s nachts hun zojuist in elkaar geknutselde motor direct gingen proberen, zonder uitlaat, want dat kostte maar tijd. Nog steeds beleeft deze trouwe groep gezamenlijk een hoogtepunt bij de jaarlijkse TT voor oldtimer-racemotoren in Vlagtwedde. Willem keek daar altijd naar uit. Komende augustus zal het daar heel, heel stil zijn zonder hem.

Ik weet zeker dat ik nog “u” zei (jaren heb ik gedacht dat ie ouder was dan ik) toen ik bij hem en zijn broer Joop aankwam met een kapot bromfietsje van de zoons van mijn vriendin. Iemand had gezegd dat je bij de gebroeders Beker moest zijn als je iets moeilijks aan je brommer had. En zo kwamen we daar in dat donkere huis van zijn broer Joop aan de Harnjesweg, met veel eikenhouten meubelen en sanseviria’s, die zich op volkomen natuurlijke wijze mengden met een kleine honderd motorblokken op stokjes. Hij kreeg het ding aan de praat en bromde er bij de oplevering bij, dat er voortaan fatsoenlijk mee moest worden omgegaan. Dat beloofde ik, dus toen ze hem wéér stuk reden durfde ik niet meer terug te gaan. Maar op de een of andere manier kwam hij toch voor die brommer voorjaar 1997 het erf op benen, en daar werd ie getroffen door de aanblik van die gedemonteerde Dodge pick-up uit 1942, die ik in januari van dat jaar had geïmporteerd. Later vertelde hij dat het, nadat ze de foto van het aankomstfeest van die auto in de krant hadden gezien, stil was geweest, waarna zijn broer had gezegd: “Dat zou iets voor jou zijn, Willem”. Dat vond hij ook, als ie maar wist hoe, want ze kenden, bij uitzondering, deze trotse nieuwe eigenaar niet. En zo begon het.
Op 30 juli komt hij voor het eerst in mijn logboek voor. Hij gaat helpen uitdeuken in ruil voor een paar oude Solexmotortjes, staat er. En dat deed ie goed, want daarna staat er dat het wel pech is dat Willem Beker drie weken met vakantie gaat. “Goddank”, zo lees ik op 2 september, “kwam Beker vanavond weer boven water. Bracht diverse adviezen en sterke verhalen mee. Goed nieuws: gaat zelf naast mijn huis alles in de grondverf spuiten!”. En zo gaat het maar door, het ene wapenfeit na het andere, de ene prachtoplossing na de andere wordt gememoreerd, temidden van, overigens, het trouwe werk van mijn vrienden Karel, Roberto, Jacob, Jaap Koutstaal en Eilon – enkelen zijn hier aanwezig – en anderen, die de hele Dodge hebben helpen slopen en weer opbouwen, én rijdend houden. In korte tijd was Willem door zijn vakmanschap de ongekroonde koning en encyclopedie van mijn Technische Commissie. “Hij maakt uit een motorkap een vork en een lepel, en andersom” schreef ik eens. Iets van de speciale verhouding tussen Willem en mij begint overigens al zichtbaar te worden in mijn relaas over een bepaald kapje van een naaldlager, dat ik zelf uit de kop van een bout had gevijld. Apetrots was ik dat het zo goed paste. Willem had al eens verklaard dat het alleen maar uit gereedschapsstaal mocht worden gemaakt, dus, schreef ik in mijn logboek, “...Nu nog Beker bellen, hij zal het wel weer afkeuren met een of ander mystiek metallurgisch argument.”
Overigens: Willem had ons óók nodig: Zijn broer Joop, tegen wie hij enorm opkeek en van wie hij onafscheidelijk was, stierf plotseling, een verlies dat hij eigenlijk nooit te boven is gekomen. De gezelligheid, afleiding en uitdagingen van dit Dodgeproject zijn hem tot steun geweest.

Zonder het te weten, Willem, was je lid van een geheim genootschap. Dit genootschap heeft net als de aboriginals van Australië met hun “songlines”, een onzichtbaar netwerk door het hele land lopen, een netwerk van kennis over alle bijzondere motorfietsen en bromfietsen, hun eigenaars, goede en slechte restaurateurs, en alle onderdelenvoorzieningen. Als zo’n groepje bij elkaar is gebeurt er het volgende: Geruime tijd nadat er in de verte wat motorgeluid heeft geklonken zegt er een: “Ik wist niet dat Hampie al weer terug was van vakantie”. Zegt een ander: “Dat was Hampie niet want die heeft een vierenvijftiger.”
Weer een ander: “Dat was Hampie wél want van zijn productiemaand klinkt de ketting als een zesenvijftiger.” “Vanwege die Duitse kettingspanner”, vult een ander aan. Wie iets stoms zegt is af. Die ligt er uit. Willem haalde natuurlijk altijd de finale.

Zijn geheugen voor techniek was fenomenaal, en ook zo zijn intuïtie. Hij stelde zich, leek het wel, ín op het hogere al mocht je dat bij hem nooit zo noemen. Hij lag soms dagen op de bank, poes op z’n buik, en dacht na over een probleem. Het kwam altijd goed, of het nu een niet-startende motor, de constructie van een ontbrekend onderdeel, of de bouw van een tuinschuurtje was. Mijn bewondering hiervoor deed hem goed en misschien had hij die ook wel nodig; de kenschets van zijn oude Asserpark-vriend Ad Punt heb ik tenminste altijd raak gevonden: “Willem Beker is een groot vakman met een enorme faalangst”.

Nee, wij kennen niet alle kapiteins even goed, die ons schip besturen. Willem was zo goed als verslaafd aan roken maar hij wist dat dit funest was voor zijn toch al zwakke gestel. Elk een beetje serieus onderzoek zou leiden tot een rookverbod. Daar liep hij dus altijd met een boog omheen, want hij was bang dat ie dat niet kon. Daarin heeft hij denk ik zich zelf onderschat, maar als hij eenmaal iets vond, dat bleef hij dat vinden. Tot kort geleden, toen ook hij moest toegeven dat het echt niet langer zo meer kon.

Epiloog
Het hogere en Willem hebben tot nu toe mijn twee oldtimers op de been gehouden. Aan deze beschermheer, “heer van achttien” (zoals hij op zijn naambordje schreef) is tot mijn ontzetting en groot verdriet een einde gekomen. Hoe vertel ik het mijn auto’s, dat hun beschermheer er niet meer is? Wij zijn een wees geworden.

Ooit, over een maand, een jaar, zeg twee jaar, zal ik met een van mijn oldtimers schade rijden.
“Deukje van niks”, zeggen de omstanders.
“Snap jij nou waarom die man zo staat te janken?”

 

2006 Bij de opening van de expositie van Rob Steenbergen in Hotel De Wageningse Berg te Wageningen op zaterdag 13 mei 2006
Laurens van der Zee, Wageningen, 13 mei 2006.

ROB,
je hebt woorden opgehangen. En of ik daar wat van wil zeggen. Want ik ben een dichter. Die werken met woorden, zinnen en betekenissen. Maar dan ben je zelf ook een dichter, met je website waarop je jaren achtereen typisch Nederlandse woorden op onnavolgbare wijze aan Engelsen hebt verklaard. En je gevoeligheid, wat zeg ik, hypergevoeligheid tot in het extatische, voor hoe één bepaald woord er uit ziet, of klinkt, of in z’n eentje of met een stel anderen iets staat te beweren. Maar waar een dichter niet verder gaat dan af en toe wat regels in een boekje doen en uit het zicht leggen in een winkel of op z’n eigen keukentafel, pak jij een enorme kwast en dito doek en kalkt er op los. Daar!

SONRISA!
COW CUM!
PAUZE!
DROOMMAAKSEL!
DAS IST JA EINE NANOWAFFE!

En af en toe smijt je hele sequenties op het linnen, in het Engels en in het Nederlands.
Je vertelde me welke kunstenaars je hierin zijn voorgegaan. Je noemde namen als On Kawara, Robert Barry, Edward Ruscha, Lawrence Weiner, Richard Prince, Barbara Kruger en Jenny Holzer. Je vindt het belangrijk dat een beeldend kunstenaar, elke kunstenaar, zich bewust is van zijn positie in de kunsthistorische context. Op welke manier jij je nu in deze traditie weer van je broeders onderscheidt, kan beter door een kenner van de beeldende kunst worden geanalyseerd. Maar dat, naast je vakmanschap, een snelle geest, humor en een brutale nonchalance je oog richten en je hand sturen, dat is voor mij zeker. Je moet het trouwens maar durven, dit soort dingen schilderen en dan nog hopen dat ze verkopen ook! Maar daar zit meer achter, een fixatie, een opdracht, en om die te duiden ben ik nou precies als dichter op de wereld gezet. Want, Rob, en dit wist je nog niet, en je publiek misschien ook niet: je bent een kunstenaar met een hart en je schildert dit alles uit mededogen. Als geen ander trek jij je het lot van zekere schepselen aan en die schepselen zijn: geketende woorden. Woorden die met mokerslagen in een reeks zijn geklonken, zoals vroeger de slaven. Waar een oud vrouwtje zwerfpoezen spaart, waar dierradicalen hermelijnen bevrijden, blader jij koortsachtig tijdschriften door op zoek naar woorden in gevangenschap. Het zijn de slogans uit de reclame, vooral van de stijl van de jaren ’70 en ’80, maar ook uit de politiek en andere beïnvloedingskunsten, kortom overal waar mensen in achterkamertjes of dure kantoren bezweringsformules bedacht hebben om ons, onschuldige mensen, mee te betoveren:

LICHT EN ROMIG!
ARBEID ADELT!
KANIS & VAN GUNNIK
HET REDELIJK ALTERNATIEF!
VOOR GOD EN VADERLAND!
CITY OF LIFE SCIENCES!
RANDSTAD UITZENDBUROHOO!

Het gaat ook wel eens mis overigens want van een radioreclame van het Noordzee Quickrestaurant heb ik jaren gedacht dat ze het metáál kwik bedoelden. “Licht en romig” is trouwens al snel als titel gekaapt door een vroeg lesbisch tijdschrift. En omdat alle inwoners van alle landen getrapt zijn in de leuze “Right or wrong my country” hebben we nu de wereld die we over onszelf hebben afgeroepen. Maar daar wordt aan gewerkt…
Terzijde: Soms overschreeuwen de reclamemakers zich. Dat is het geval bij die zakenlui die willen dat je aan een bepaald telefoonnummer denkt wanneer je aan een bepaalde acrobatiek wenst te gaan doen. In koeien van letters hebben ze hun leus en hun nummer in de krant gezet, maar uit knieperigheid in zó ’n wanverhouding dat je de tranen in de ogen springen: EXTREEM ULTIEM BIZAR staat er op een vodje van een paar vierkante milimetertjes...

Te wapen Ridder Rob! Bevrijd extreem, ultiem en bizar!
En ook licht en romig en kanis en gunnik. En ook slim, elegant, superbly en accurate. Sta niet toe dat de multinationale reclamejongens zich toe-eigenen wat van ons allemaal is en waar we vrij over moeten kunnen beschikken in een volgorde en een combinatie die ons goeddunkt, ofwel, zoals de dichter Van der Zee ergens zo mooi heeft gezegd: Elk woord moet weer gewoon een woord zijn!

Sst! We zijn hier in de kelder van Ridder Rob’s kasteel. Achter deze dikke muren, hoog in de bergen rond Wageningen, heeft hij zijn bloedjes van slogans, die hij van heinde en ver heeft geroofd uit de handen van de designers, de commercie en de begoochelaars, in veiligheid gebracht. Hij gaat ze bevrijden, elk woord mag weer een woord zijn zoals die dichter, enfin…
Maar de ban is niet zomaar gebroken. Vrij worden kun je alleen als je door het lijden héén bent gegaan. Dat weet Ridder Rob in zijn onmetelijke wijsheid. Van een oude voodoomeester heeft ie een ritueel geleerd. Hij heeft de slogans in hun mooiste, best passende doek naakt aan de muur gehangen. Ze hangen er al een nacht nu en zijn al een beetje versuft. Dit wordt lijden, dit wordt verlossing. Ze kunnen pas vrij worden als ze door iedereen bewust aanschouwd zijn en bewonderd: “Je mag er zijn woordje, ook los”. “ Je bent mooi zoals je bent”. “En wat staat die kleur je goed”. Dit en nog veel meer lieve dingen moeten wij en zoveel mogelijk Wageningers en mensen uit de hele wereld hier in Hotel De Wageningse Berg komen zeggen. En dan komt op 10 juni bij het einde van de expo de verlossing. Op 10 juni komt de Woordafname.
En anders dan bij de Voodoo overleven de patiënten het ritueel. En zijn de woorden aller landen weer vrij voor gebruik door ons allemaal.
Dank je wel, Ridder Rob!

 

2007 VERWONDERING? VERSLAVING!
Bij de expositie van Josien Plomp en Yvonne de Ruiter in de Flex Expo van het Platform BKW, 28 april t/m 27 mei 2007, Wageningen.

Laurens van der Zee

Op deze warme dag staan we in de koelte van de Flex naar kunst te kijken. Eigenlijk mag dat pas na deze verbale inzegening, maar natuurlijk hebben we allemaal al rond gekeken. We zijn nieuwsgierig naar de wereld waar we in terecht zijn gekomen. Goddank zijn we nieuwsgierig: domme mensen zijn zelden nieuwsgierig, domme mensen zijn zelden verwonderd ook.
Ik heb over de titel van deze expositie van Josien en Yvonne, Verwondering, heel wat afgemijmerd dezer dagen. Dat is geen straf want dichters mijmeren graag. Maar zelfs een dichter moet brood op de plank dus heb ik, vergeefs, dat woord uit mijn hersens trachten weg te wuiven toen ik met ander werk aan de gang moest.

Verwondering! Wie z’n verwondering eigenlijk? Is het de bedoeling dat wij, kijkers, verwonderd zijn? Dat wij vlak voor het binnentreden van dit kunstpaleis – zo centraal in deze stad en toch nog zo weinig bekend buiten onze eigen kring - bij onszelf uit de map Gedragingen het bestand Verwondering openen – we hebben het allemaal immers - en met verwonderde blik, met verwonderde stem en verwonderde gebaren rondwaren? En niet te vergeten: Verwonderde woorden spreken:

Tjeemig, poe poe, allemachtig, guttegut, nee maar, het is een mirakel (mijn opa’s favoriete uitdrukking), wauw, helemaal te gek, vet koel, gaaf, hoe verzinnen ze het, knijp mij want ik droom, ik snap het niet dus het zal wel kunst zijn, wie ben ik dat ik dit mag zien, Wageningen valt toch wel mee, afijn vul maar in.

Nee natuurlijk, en gelukkig maar. Zo’n commando tot verwondering doet me denken aan die titel van een periodieke bijlage van onze regionale krant, de grootste van Nederland meen ik, De Gelderlander: GENIET. Daar staan dan allemaal uitstapjes, recepten, tuingereedschappen en nieuwe boeken in die je gelukkig maken. Walgend gooi ik die in een hoek. En geniet vervolgens op eigen wijze van een kop koffie, plak koek met roomboter en de rest van de krant, in de hoop dat dit ritueel toch niet stiekem ergens in Geniet staat bevolen.
Maar afijn: zoals ik al zei, u bent allemaal niet-domme mensen dus u hebt mij in gedachten al minuten staan toeschreeuwen dat het natuurlijk om hún verwondering gaat. Josien en Yvonne zijn verwonderd. Hartstikke verwonderd zelfs. Ja natuurlijk, ik ben wel een dichter maar niet achterlijk! Maar ik wou het toch even gezegd hebben. Het is overduidelijk dat ze verwonderd zijn en dat is ze geraden ook. Want daar houden we kunstenaars voor…

Josien is verwonderd om de vele manieren waarop papier en doek, acryl, krijt en zand haar helpen de schoonheid uit te drukken die ze overal ziet, in Afrika (olifanten, prachtige negerportretten), in de natuur vlakbij huis zoals de Sijsselt of natuurgebied Langland in Denemarken, of die paarden, opgesloten door het water, een krachtig, vlammend schilderij dat terecht onmiddellijk is aangekocht; Yvonne door de steeds weer nieuwe mogelijkheden van keramiek die door haar eigen groeiende vaardigheid en inzichten aan het licht komen – ook bij klei (zélfs bij klei zeg ik als leek) lijkt die oude uitspraak wel te gelden dat alle schoonheid er al in zit maar dat je het er “alleen maar” hoeft uit te halen: kijk naar de werken die zij architecturen noemt, ik heb ze gisteren stiekem aangeraakt en op slag verschenen er kleine zwarte figuurtjes in de ramen, de Dogon uit Mali met hun prachtige adobe-bouwwerken, en hun voorgangers in de rotswanden, de Tellem, of de bewoners van Sana’a in Yemen met hun eeuwenoude flats van hetzelfde materiaal. En die pracht walvis in de verste ruimte, ik zweer je, als je niet kijkt beweegt ie!

En er is nog zoveel meer te ontdekken! Zoveel schoonheid, zoveel experiment, zoveel verrassing! Josien zei me al, ik wil zoveel doen, ik ben veel te hebberig! Verwondering is dus niet het goede woord, zeg maar gerust verslaving, zoals die gokverslaafde jongens, die met hun onschuldige blauwe ogen tegen me zeiden dat ze het zo interessant vonden om te zien welke nieuwe gokautomaten er in Wageningen steeds weer bij kwamen. Geef het maar toe Josien en Yvonne: jullie zijn verslaafd! Er is eigenlijk helemaal geen tijd voor deze opening. Dus alleen nog even een drankje en een muziekje omdat dat anders zo sneu is voor de muzikanten en dan: Aan het werk met z’n allen!

Daar drinken we op.

(Muziek: Anneke Rot en Laurens van der Zee, www.muzemakers.com)

 

2011 Speech bij de opening van de overzichtstentoonstelling van Riekje Offerhaus in Huis Kernhem op 22 januari 2011
Laurens van der Zee

Dames en heren,

We zijn hier bij elkaar voor de opening van de overzichtstentoonstelling van het werk van Riekje Offerhaus tot nu toe. Met opzet zeg ik “tot nu toe” omdat zij onafgebroken werkt. Zij wordt op 31 januari 75 jaar en was en is en blijft een “24/7” beeldend kunstenaar: Zoals een supermarkt of een espressobar in New York 24 uur per etmaal, zeven dagen per week open is, zo is zij een 24/7 waarnemer, vastlegger en doorgever van schoonheid. Ze is een actief lid van twee kunstenaarsverenigingen in Wageningen, het KKW, ofwel Kunstenaars Kontakt Wageningen, en het Platform Beroepskunstenaars Wageningen waarvan ik zelf lid en bestuurslid ben. Behoudens een periode van ernstige ziekte plus een tijd waarin haar gezichtsvermogen in gevaar kwam, heeft zij altijd gewerkt, en daar horen ook de twee tekenclubs bij waarin zij al vele jaren de constante factor is, meestal in haar fraaie atelier in haar niet geringe huis in de niet geringe buurt Wageningen Hoog. En dat niet geringe huis in die niet geringe buurt staat tot de nok vol met haar werk. Letterlijk, want ik kreeg laatst een rondleiding en toen bleek achter elke kamer en elke zolder nog een andere te zitten, we kwamen in een badkamer, ze duwde tegen een muur waaraan handdoeken hingen en op een plankje de tandenborstels lagen, de wand zwaaide open alsof het om een schuilplaats voor onderduikers ging. En ja, ook daarachter lag en stond weer werk.

Het stemt mij tevreden dat ik op die rondgang een werk aan de vergetelheid heb kunnen ontrukken, haar vroegste zelfportret van toen ze ongeveer dertig was, het staat nu prachtig in de hal bij het gastenboek en de stillevens, het stond in een stoffige stapel op zolder en ze trok het en passant heel even een eindje boven de rest uit. Haar plan was om dat andere zelfportret uit 1984 boven het gastenboek te hangen, maar ik heb haar ervan overtuigd dat op een overzichtstentoonstelling een serie zelfportretten door de tijd onmisbaar is. Daarom heeft ze haar vroegste zelfportret van zolder gehaald en schoongemaakt, en eveneens op mijn aandringen vorige week haar zelfportret “anno Nu” gemaakt. Riekje, bedankt dat je naar mij, een jochie van 62 en nog niet eens van de kunstacademie, hebt geluisterd!

Die kunstacademie is een verhaal apart: Riekje stamt uit een eerbiedwaardig Edes huisartsengezin, Offerhaus, een prachtige naam. Ze ging naar een degelijke school, het gymnasium van het Marnix College, net als ik later overigens, het was toen nog in de buurt van het station, kwam later met dat karakteristieke torentje in de stad (en ze heeft in het restant ervan, het huidige Grand Café Marnix, onlangs nog geëxposeerd). In dit degelijke milieu was kunst iets voor flierefluiters en fantasten. Het was dus onbespreekbaar dat deze jongedochter zich op dat grillige pad vol mannen met baarden zou begeven. Nee, ze zou een diploma halen waar ze later zelfstandig mee zou kunnen zijn, het werd de kweekschool en ze heeft hem keurig afgemaakt. Vervolgens heeft ze haar leven naar haar hand gezet: Ze ging voor haar vader staan (een eeuwenoude uitdrukking die al voorkomt in de teksten van mijn middeleeuwse muziekgroep Folkcorn), zij ging dus voor haar vader staan en sprak: Vader, het lijkt mij verstandig dat ik op mijn kweekschooldiploma de aantekening tekenen en schilderen behaal. Voor zóveel degelijke trefwoorden in één zin bezweek de vader en zo ging zij naar de Academie voor Beeldende Kunst en Kunstnijverheid in Arnhem [, exposeerde in 1958 als broekie, hoe zeg je dat, rokkie, van 22 in Bergen op Zoom]* en is nooit meer met schilderen en exposeren opgehouden, tussen het trouwen, kinderen opvoeden, en lesgeven aan ULO’s en Volksuniversiteiten door. Beetje sneu misschien voor haar echtgenoot, Peter Feitsma, maar Peter, ik heb je hier gisteren zien zwoegen, poetsen en sjouwen dat het een aard had dus het kan niet anders of je bent trots op haar. Misschien ook wel omdat precies op dit moment in Harskamp een tentoonstelling wordt geopend waarop Riekje eveneens exposeert: ” De koe in de kunst”, in Galerie Zuid, nog tot en met 12 maart.

Dan nu nog over het werk en het waarom:
Als je een tentoonstelling van beeldende kunst opent hoor je te beginnen met de feiten en daarna volgt de rest met zomogelijk een paar bon mots of observaties. Welnu, het is een beetje laat maar hier dan de feiten:
Feit één: Dit is een prachtige expositie!
Feit twee: Riekje Offerhaus is een geweldige kunstenaar!
Tot zover de feiten.

Als ik zo vrij mag zijn om vervolgens als dichter en muzikant haar werk te benoemen, zou ik zeggen: het is “magisch figuratief”. Dat het figuratief is ziet een kind, maar dat het magisch is, is omdat het oproept tot het ervaren van de schoonheid en uniciteit van elk moment in het leven van elk mens en elk dier en ding op aarde. Riekje weet dat en ziet dat en legt het voor ons neer, kijk dan! Die carnavalsvierders in Maastricht zijn in trance, ze zijn er maar ze zijn er ook niet, ze zijn in een andere wereld die ook steeds om ons allemaal heen is als we willen stilstaan en zien. Je kijkt achter de schermen van het circus, maar zie je ook echt dat het doek links een arm circus is waar alle dieren door elkaar staan, één organisch geheel met het tentdoek, de grond en de mensen zoals een circus van alle tijden, terwijl in het rijke, grote circus daarnaast de dieren strak op kleur en soort geordend staan. In de verste zaal hangen landschappen; de koeien en kippen zijn geschilderd in een stal hier vlakbij maar het is van een vergane tijd, de boerderij voldoet allang niet meer aan de normen van vandaag en zal eerdaags verdwijnen. En verderop in die zaal hangt het portret van ons allemaal: de boomstronk die al jaren in de golven drijft, op het land geworpen wordt, slijt, en weer teruggaat in zee.

Dat je dit maar steeds blijft zien en weergeven, Riekje, is voor mij als een bepaalde soort dichter bewonderenswaardig en onbegrijpelijk. Mijn soort dichters, ik dus, krijgt af en toe wat aanwaaien, een woord, een regel, een idee, en 99 van de 100 keer denk ik laat maar zitten, er is al zoveel geroepen en geschreven. Maar om mij heen ben jij, en veel kunstenaars van dezelfde bloedgroep met jou, onafgebroken bezig, het móet gebeuren, die beelden en andere uitingen móeten er komen. Daarbij ben ik zelf die man in dat dromerige feestpak op het carnaval in Maastricht, ik ben er en ik ben er niet, om mij heen gebeurt het maar ik weet niet wat, er is iets met schoonheid en beelden en kunstenaars die overal om mij heen waarnemingen neerleggen en boodschappen voor mijn voeten werpen…

Riekje, ik dank je dat je al zoveel jaren voor ons allemaal die boodschapper bent, en verklaar nu jouw overzichtstentoonstelling voor geopend.


(Muzikale omlijsting van de opening door Anneke Rot. Anneke Rot en Laurens van der Zee werken samen in VOF Muzemakers, www.muzemakers.com )

* Correctie na het uitspreken van deze speech: Jaartal 1958 voor de expositie bij Stichting Etcetera in Bergen op Zoom is volgens mededeling van Riekje Offerhaus een fout, het betreft een solo-expositie in Bergen op Zoom in of rond 1968. Dit is een kennelijke fout in mijn bron, www.artindex.nl.

 

 




 

 

 

 

 

©2007,2008 laurens van der zee, alle rechten voorbehouden. ontwerp Armand Haye